Bestuursaansprakelijkheid

Bestuurders van bij de Kamer van Koophandel ingeschreven stichtingen zijn in beginsel niet aansprakelijk voor de verplichtingen van de stichting, ook niet na ontbinding en faillissement. De stichting is dan schuldenaar of schuldeiser, niet het bestuurslid. Het wordt anders als een bestuurder handelt in strijd met de statuten of opzettelijk nadelige transacties aangaat voor de stichting. Als bestuurder van een stichting bent u namelijk verplicht om in het belang van de stichting te handelen. In bepaalde gevallen kunnen bestuurders van stichtingen toch aansprakelijk gesteld worden. Hierbij moet u denken aan:

  • De stichting niet inschrijven bij de KvK (wordt door ons verzorgd);
  • Verplichtingen aangaan waarvan u al wist dat de stichting deze niet kan nakomen;
  • Onbehoorlijke taakvervulling;
  • Drijft u een onderneming via een stichting dan kunt u als bestuurder aansprakelijk gesteld worden voor belastingschulden van de stichting.

Voorkom bestuursaansprakelijkheid als stichtingsbestuurder

Hieronder een aantal punten waarbij in de rechtspraak is uitgemaakt dat dit leidt tot bestuursaansprakelijkheid.

  • Schrijf alle bestuursleden in bij het handelsregister van de KvK;
  • Houdt u aan de statuten, huishoudelijk regelement en de wet;
  • Als u gezamenlijk bevoegd bent, ga dan niet zelfstandig handelen;
  • Leg afspraken, bestuursbesluiten altijd schriftelijk vast;
  • Sluit zo nodig een aansprakelijkheidsverzekering af;
  • Ten aanzien van de boekhouding: Nalaten een boekhouding bij te houden, Niet of te laat opmaken van de jaarrekening en nalaten te zorgen voor de eventuele publicatie, In het jaarverslag een misleidende voorstelling geven van de positie van de vereniging/stichting;
  • Het zonder behoorlijke voorbereiding nemen van beslissingen met verregaande financiële consequenties, zonder aandacht te besteden aan het behoorlijk op schrift stellen van gemaakte afspraken;
  • Het aangaan van voor de stichting nadelige verplichtingen terwijl een faillissement op korte termijn niet ondenkbaar is;
  • Het verwaarlozen van de kredietbewaking; In situaties van dreigende betalingsonmacht crediteuren van de stichting selectief betalen: Het negeren van tegenstrijdige belangen van een bestuurder – zakelijk of privé; Het niet of niet op tijd informeren van toezichthouders over ontwikkelingen die voor hen van belang zijn;
  • Handelen in strijd met het doel van de stichting zoals genoemd in de statuten;
  • Onvoldoende deskundigheid of besluiteloosheid van bestuurders. Zoals het niet aanvragen van het faillissement van de stichting, terwijl duidelijk is of behoort te zijn dat de stichting de verplichtingen niet meer kan nakomen;
  • Het verstrekken van financieringen aan derden of bestuurders zonder daarvoor zekerheid te vragen;
  • Het aangaan van verplichtingen waarvan bekend is of bekend moet zijn dat de stichting ze niet kan nakomen;
  • Zwart ontvangen en ‘zwart’ betalen van bedragen;
  • Ongerechtvaardigde persoonlijke verrijking;
  • Het niet voldoen aan de in een subsidie gestelde eisen, waardoor een ontvangen subsidie wordt teruggevorderd;